Een groepsverzekering is een aanvullend pensioenplan dat door een werkgever wordt afgesloten ten voordele van zijn werknemers. Het is een van de meest voorkomende vormen van tweede pijlerpensioen in België. Ongeveer 70% van de loontrekkende Belgen krijgt een groepsverzekering.
Hoe werkt een aanvullend pensioenplan via een groepsverzekering?
Je werkgever sluit een groepsverzekering af voor jou en je collega’s. Op vaste momenten, bijvoorbeeld elke maand, stort hij een bedrag voor jou in dat pensioenplan. Dat bedrag wordt belegd door een verzekeraar. Zo groeit er jaar na jaar een kapitaal waar je later van kunt genieten.
Uit welke componenten kan een groepsverzekering bestaan?
Het belangrijkste onderdeel is het pensioenkapitaal. Maar vaak zit er meer in. Zo is er meestal ook een overlijdensverzekering. Als je zou overlijden voor je pensioenleeftijd, dan krijgen je partner of kinderen een bedrag. Sommige plannen bevatten ook een bescherming bij langdurige ziekte of een ongeval.
Wat is de fiscale behandeling van de gestorte premies?
Voor de werkgever:
-
Premies zijn aftrekbaar als beroepskost.
-
Onderworpen aan een 3,55% RIZIV-bijdrage en 4,4% solidariteitsbijdrage (op de gestorte premies).
Voor de werknemer:
-
Geen belastbaar voordeel op het moment van storting.
-
Belasting bij uitkering: het aanvullend pensioen wordt belast als een pensioen bij uitkering op wettelijke pensioenleeftijd:
-
10% personenbelasting bij uitkering op 65, mits men tot dan effectief heeft gewerkt.
-
Verhoogde roerende voorheffing bij vervroegde opname.
-
Daarnaast: solidariteitsbijdrage (0%-2%) + RIZIV-bijdrage (3,55%) op het kapitaal.
-
Wat als je van job verandert?
Als je naar een andere werkgever gaat, dan blijft het opgebouwde kapitaal van jou. Het blijft staan op een aparte pensioenrekening tot je effectief met pensioen gaat. In sommige gevallen kan je het overdragen naar je nieuwe groepsverzekering, maar dat is niet verplicht. Je krijgt elk jaar een overzicht en je kunt je volledige pensioenopbouw volgen op mypension.be.
Wanneer ontvang je het geld?
Je groepsverzekering wordt meestal uitbetaald op de wettelijke pensioenleeftijd, momenteel 65 jaar. Dan ontvang je het opgebouwde kapitaal in één keer of als een maandelijkse rente, afhankelijk van wat er afgesproken is.
Betaal je belastingen op je groepsverzekering?
Ja, maar minder dan op je gewone loon. Als je tot je 65ste hebt gewerkt, betaal je maar 10% belasting op het kapitaal. Daarnaast zijn er nog enkele sociale bijdragen. Wat je netto overhoudt, is vaak veel gunstiger dan als je dat bedrag via gewoon loon had gekregen.
Is het kapitaal altijd veilig?
De overheid verplicht verzekeraars om een minimumrendement te garanderen. Dat is op dit moment 1,75%. Als de verzekeraar minder haalt met je kapitaal, moet de werkgever het verschil bijpassen. Je bent dus wettelijk beschermd tegen een té laag rendement.
Hoeveel moet een werkgever storten?
Het antwoord op de vraag “Hoeveel moet ik storten?” begint bij de vraag “Wat wil ik bereiken voor mijn werknemer?” Wil je een eenvoudig aanvullend pensioen? Of wil je écht een aantrekkelijke, competitieve verloning bieden met ook overlijdensdekking of bescherming bij arbeidsongeschiktheid?
Er zijn grofweg drie benaderingen:
-
Basisdekking: 1% tot 3% van het brutoloon.
-
Marktconforme opbouw: 4% tot 6% van het brutoloon.
-
Premiumplan (voor sleutelprofielen): 8% of meer.
Stel dat je een werknemer hebt met een bruto jaarloon van € 60.000.
-
Bij een premie van 3% stort je jaarlijks € 1.800.
-
Bij een premie van 6% gaat dat naar € 3.600 per jaar.
-
Kies je voor 8%, dan wordt dat € 4.800.
Let op: bovenop die premies komen ook sociale bijdragen:
-
3,55% RIZIV-bijdrage
-
4,4% solidariteitsbijdrage
Die worden berekend op het gestorte bedrag en zijn ten laste van de werkgever.
Hoeveel bedraagt het fiscaal voordeel?
Een groepsverzekering is fiscaal voordelig voor beide partijen. Als werknemer bouw je op een slimme manier pensioen op, meestal zonder dat je er zelf veel voor moet doen. Als werkgever bied je een aantrekkelijk voordeel aan je team, waarmee je betrokkenheid toont én medewerkers helpt om aan hun toekomst te denken.
Ja, de gestorte premies zijn voor jou als werkgever volledig aftrekbaar als beroepskost, zolang je voldoet aan de 80%-regel. Dat betekent dat het totaal van alle wettelijke en aanvullende pensioenen op jaarbasis niet hoger mag zijn dan 80% van het laatste normale bruto jaarinkomen van de werknemer.
Bij overschrijding van deze grens is het overschot niet fiscaal aftrekbaar.
Hoe moeten de pensioenpremies belegd worden?
In België geldt voor groepsverzekeringen met vaste bijdragen (zgn. “defined contribution”-plannen) een wettelijk gegarandeerd minimumrendement. Momenteel bedraagt dat 1,75%. Als het effectief rendement van het contract lager ligt, moet de werkgever het verschil bijpassen.
Deze garantie is opgelegd door de Wet op de Aanvullende Pensioenen (WAP). Ze zorgt ervoor dat werknemers een zekere bescherming genieten, maar ze legt tegelijk een financieel risico bij de werkgever als de beleggingen te weinig opbrengen.
Traditioneel kiezen dus heel wat werkgevers voor een Tak 21-benadering. Ze zullen een rendement bieden van maximaal 2.5%.
Tak 23-verzekeringen beleggen in aandelen- en obligatiefondsen, net zoals je dat in de derde pijler zou doen. Ze hebben geen kapitaalgarantie en geen gegarandeerd rendement. Daardoor:
-
Is het potentiële rendement hoger.
-
Maar is er ook meer schommeling en risico.
-
En moet de werkgever nog altijd de wettelijke 1,75% garanderen, wat bij negatieve beurzen problematisch kan zijn.
Wanneer moet de 1.75% er liggen?
De garantie geldt op het moment van uitdiensttreding, pensioenopname of overlijden van de werknemer, en dit voor elke premie afzonderlijk, vanaf het moment van storting tot het moment van uitkering.
Een premie gestort op 1 januari 2020 moet op 1 januari 2030 (bijvoorbeeld bij vertrek of pensioen) minstens 1,75% per jaar opgebracht hebben over die 10 jaar.
Je hoeft dus niet elk jaar die 1,75% te behalen, maar op het einde van de rit moet het gemiddelde rendement minstens 1,75% per jaar zijn.
Als het werkelijk rendement lager is, dan moet de werkgever het verschil bijpassen. Dit heet de "bijpassingsverplichting". Het kan dus zijn dat de verzekeraar bijvoorbeeld gemiddeld maar 1,2% heeft gehaald, en de werkgever het resterende 0,55%-rendement moet aanzuiveren. Dit is meteen ook de reden waarom de meeste werkgevers kiezen voor Tak 21-contracten met kapitaal- en rentevoetgarantie: het risico ligt dan bij de verzekeraar, niet bij de werkgever.